Terwijl de granaten inslaan, groeit het gewas in de moestuin

#HELPOEKRAINE | nieuws

Als de zon opgaat in het frontdorp Veselyanka maakt Svetlana eerst ontbijt klaar voor haar twee dochters. Vervolgens zet ze de meiden, 7 en 13 jaar oud, aan de keukentafel aan het werk: de plaatselijke school is al ruim een jaar dicht, dus krijgen ze online les. Dan gaat de vrouw in de moestuin aan de slag. Op het stukje land bij haar huis verbouwt ze het standaard-repertoire van elke Oekraïense dorpeling: aardappels, uien, tomaten, komkommers, aardbeien, frambozen, bessen, abrikozen, appels, peren en pruimen. De hele dag loopt ze te spitten, te zaaien, te schoffelen, te poten en te bewateren. “In deze zware tijd is het nog belangrijker om goede aardappelen te planten. Zo kan ik al die monden voeden.

“In deze zware tijd vragen we om hoop”

Om vanuit de Zuid-Oekraïense stad Zaporizja in Veselyanka te komen moet je langs drie controleposten van het leger. Gelukkig weet kapelaan, ofwel legerpredikant, Maksym Prokopenko het wachtwoord: de zwaarbewapende militairen stappen opzij en steken hun hand op als groet. Een kilometer of tien van het dorp ligt het front. In de verte hoor je doffe dreunen — waar de dorpelingen niet meer van opkijken. “In deze zware tijd vragen we om hoop”, zo bidt de legerpredikant bij het centrale buurthuis, waar een zestigtal mensen hen al op staat te wachten; het dorp maakte ook vorig seizoen deel uit van het project. “Bescherm dit dorp en onze militairen. Geef ons een vredige hemel en een vredig land.” Dan stelt de kapelaan de aanwezigen in twee rijen op, om de zakken met aardappels en zaaigoed te kunnen uitdelen.

“Ze vertelden me dat het pootgoed zo geweldig is. Ik kon niet wachten”

De meeste ontvangers krijgen de aardappelen en het zaaigoed voor het eerst. Wel hebben ze allemaal enthousiaste verhalen gehoord. Een vrouw, wier zoontje rondhobbelt op de uitdeelplek, vertelt dat ze is gevlucht vanuit bezet gebied, dus ook haar moestuin kwijt is; de op handen zijnde komst van de zaden motiveerde haar weken geleden al om in Veselyanka opnieuw te gaan tuinieren. Een andere man, die de aardappels in de mand van zijn fiets laadt, had van zijn broer gehoord dat de aardappels het zo goed deden. “Ze vertelden me dat het pootgoed zo geweldig is. Ik kon niet wachten”, zegt Svetlana.

Ze heeft het hard nodig. Haar echtgenoot, die kostwinner was, dient nu als militair aan het front. Aan transport naar de stad ontbreekt het, en in het dorp zelf is amper werk. En dat terwijl Svetlana niet alleen haar kinderen moet voeden, maar ook haar moeder en schoonmoeder, die vanuit een onveiliger plek naar Veseljanka vluchtten. Met het geld dat ze dankzij de gift overhoudt wil ze eenden kopen, voor eieren en vlees, om die opbrengst weer te ruilen tegen suiker en brood. Over twee weken heeft haar man voor het eerst sinds drie maanden verlof. “Als hij gezond en wel terugkeert ga ik voor hem koken. Dan maak ik al het lekkers klaar dat ik heb”, glundert Svetlana.

Je loopt naar je moestuin en je denkt: is het veilig of niet? Je kijkt naar de lucht, waar niets te zien is. Je neemt je spade ter hand, je gaat aan de slag en… BOEM.”

Zelf je groente en fruit verbouwen is gebruikelijk voor de bewoners van Veselyanka. Maar je moet wel durven. “Soms schieten ze nachts, soms overdag. Het is onvoorspelbaar. Het gebeurt wanneer het ze uitkomt”, vertelt Ljoedmila, een vrouw van 78 jaar die de zak pootaardappelen in een kruiwagen laat tillen. “Je loopt naar je moestuin en je denkt: is het veilig of niet? Je kijkt naar de lucht, waar niets te zien is. Je neemt je spade ter hand, je gaat aan de slag en… BOEM.” Onlangs was een inslag zo dichtbij dat ze met gezicht plat op de grond viel. “Ik had het gevoel dat de granaat naast me neerkwam.” Schuilen in de kelder heeft voor Ljoedmila en haar 80-jarige man geen zin: de ondergrondse conservenopslag naast hun huis is te klein en te oud. “Als die instort wordt het alleen maar erger.” Dus wacht het bejaarde echtpaar in de gang, tussen de dikste muren van het huis, tot het schieten voorbij is.

“Wat zouden we zonder moeten beginnen?”

Ook Ljoedmila bedankt de kapelaan hartelijk voor de zaden en het pootgoed. “Wat zouden we zonder moeten beginnen?” In de winkel kunnen ze met hun schamele pensioentje niet terecht. De echtgenoot van Ljoedmila is slecht ter been. Haar dochter en tienjarige kleinzoon vluchtten in de eerste dagen van de oorlog naar Duitsland; ze praat elke avond telefonisch met de jongen. “Dag Androesja, hoe gaat het met je?” Het echtpaar bleef achter. “We dachten erover om weg te gaan, maar weten niet waarheen.

Buren vroegen waarom ze eigenlijk groente verbouwt als er elk moment een raket kan inslaan

Tuinieren doen ze zelf. Soms komt een familielid vanuit Zaporizja om te helpen, maar als gevechten gaande zijn mogen ze niet langs de controleposten. Haar dochter vroeg haar laatst of ze niet bang is om te planten. “Ja ik ben heel bang, zeg ik dan. Toen huilden we samen.” Haar buren vroegen waarom ze eigenlijk groente verbouwt als er elk moment een raket kan inslaan — bij hen in de tuin staat het onkruid tot wel een meter hoog. “Het geeft ons hoop. We stoppen het zaad in de grond en zeggen tegen elkaar: het zal snel eindigen, het zal snel ophouden. En we zullen te eten hebben.” Dan pakt de gepensioneerde vrouw haar kruiwagen beet en loopt ze huiswaarts. “We bidden dat de oorlog snel ophoudt”, zegt ze nog.