Jesse reisde afgelopen winter naar Centraal-Azië voor zijn stageonderzoek.
Wat was het doel van je reis?
Het doel was om een duurzame waterbron voor Business As Mission fruit- en groenteteelt te vinden. Vroeger was er water uit de rivier voor irrigatie, maar doordat er te veel en inefficiënt getapt wordt is dat niet meer beschikbaar. Wat er wel is, is zout grondwater. Dit komt veel voor in Centraal-Azië. Het is ontstaan door een droog klimaat, irrigatiepraktijken en zoutophoping. Met zout water kun je niet irrigeren. Dus moet er een oplossing komen. Daarom heb ik onderzocht of het mogelijk en rendabel is om het lokale grondwater te zuiveren. Ik richtte me specifiek op een methode die ‘reverse osmosis’ heet. Dit zorgt ervoor dat het water minder zout wordt. Daardoor wordt het geschikt voor druppelirrigatie en zelfs drinkbaar.
Hoe ben je met dit project in contact gekomen?
Zo’n twee jaar geleden was ik op Opwekking. Daar vertelde ik iemand over mijn wens om naar het buitenland te gaan en die tipte me om met World Partners contact op te nemen. Toen ik een stageplek zocht heb ik een belletje gedaan en zo is het balletje gaan rollen.
Welke ontmoetingen vond je bijzonder?
Ik ben in contact gekomen met lokale christenen. Hierdoor heb ik ook veel huisgemeentes kunnen bezoeken. Daar zag ik echt toewijding. Soms waren er drie diensten op een dag, die drie uur lang duurden en waar mensen meer dan twee uur voor reden. Hier heb ik veel getuigenissen gehoord. Bijvoorbeeld van jonge mensen die risico’s nemen om over hun geloof te vertellen en wonderbaarlijk bewaard blijven in gevaarlijke situaties.
Wat viel je op aan de cultuur?
Wat wordt verteld over gastvrijheid is echt waar! Het gaat veel verder dan ik gewend ben in Nederland. Mensen die het niet breed hebben doen hun best om lekker eten voor je te regelen, of slapen zelfs op de grond om je een bed te kunnen bieden.
Iets anders grappigs was nog dat ik gewend ben te wachten met eten als gast tot iedereen heeft en zit. Het bleek na lang staren dat het mijn verantwoordelijkheid was om te beginnen. Zodra mijn vork de eerste rijstkorrel raakte barste de maaltijd los. Gelukkig vond ik een bondgenoot aan wie ik kon fluisteren: ‘Attack?’ En dan zei hij als het kon: ‘Attack’.
Wat neem je mee naar huis?
De mensen bij wie ik was hebben het niet breed. Mijn gastheer heeft het niet breed en onderhoudt een groot gezin. Toch is het een heel vrijgevig man. Zodra hij iets over heeft, deelt hij het uit. Dat neem ik mee. Ik wil wel wat vrijgeviger worden. Dat zit minder is onze cultuur, maar ik heb gezien dat ik best iets kan missen en kan geven.