Boer Ivan Ivanovitsj tuurt in de verte, waar zwarte rook omhoog kringelt. “Zie je dat? Dat is een inslag. Er staat iets in brand.” Toch gaat de akkerbouwer onverstoorbaar door met de rondleiding over zijn landerijen, die hij per auto geeft. “Dit zijn m’n aardbeien. Hier de witte kool. Daar de tomaten… En hier zijn jullie aardappelen”, wijst hij op nette ruggetjes grond, pal naast de weg. “We gooien er straks meer aarde op zodat het water beter vastgehouden wordt. We verwijderen het onkruid. Het groeit goed, zie je?”
De 25 hectare grond van Ivan Ivanovitsj bevindt zich in een gehucht op vijf kilometer van de frontlinie in Zaporizja, een provincie in het zuiden van Oekraïne. Het dorp bevindt zich in een prachtig glooiend landschap, maar het gemeentehuis, de crèche en het culturele centrum zijn verwoest. Toch denkt de boer niet aan stoppen. “Kijk hier zijn jullie uitjes”, zegt hij, wijzend op de verse aanwas lente-ui op de volgende akker. “Het zijn geen slechte uien, moet ik zeggen.”
Grote explosieven worden door de autoriteiten verwijderd, maar antitankmijnen niet. “Dat doen we zelf, met de hand. Zo zijn wij Oekraïense boeren.”
Het is lastig ondernemen voor de boer. Eind maart 2022 wierp het leger een verdedigingslinie op rond zijn boerderij; de Russisch opmars vanuit de Krim richting het noorden stokte amper vijf verderop. Dus stikt het van de landmijnen in de omgeving, vooral langs de wegen en tussen de bomenrijen die de akkers begrenzen. Grote explosieven worden door de autoriteiten verwijderd, maar antitankmijnen niet. “Dat doen we zelf, met de hand. Zo zijn wij Oekraïense boeren.” Ook liggen her en der onontplofte explosieven in het veld. Die zet hij af met een lintje eromheen. Het werk moet door.
Naast het ontploffingsgevaar kampt de boer met beschietingen. Hij stopt met de auto even bij de kassen waar vijf werknemers – een man en vier vrouwen – in het gras zitten te pauzeren. “Zij zijn onze helden”, aldus Ivan Ivanovitsj. Het dekzeil van de kas blies er onlangs af wegens een explosie. “Gaat het goed?”, vraagt hij aan z’n medewerkers. Er wordt bevestigend geantwoord. Drie dagen geleden durfden zijn landarbeiders niet naar hun werk: de conserven-makerij was geraakt door granaten. In het gebouw, waar de boer tomaten en augurken laat inmaken, zitten grote gaten. “We moeten hier hoognodig maaien”, wijst hij op het grasland ernaast. “Maar dat is niet mogelijk. Hier wordt elke dag geschoten.”
Voor aardappelen en uien had de boer dit jaar geen budget
Vanwege de mijnen en de beschietingen heeft Ivan Ivanovitsj slechts tien hectare van zijn land beschikbaar. Ook dalen de prijzen. Dat komt door het probleem met de export. De tussenhandelaar aan wie hij zijn opbrengst verkocht, vervoerde dat via de zee. Omdat de havens van Mariupol en Cherson vanwege de oorlog niet toegankelijk zijn, gaat alles via Odessa, wat lange wachttijden oplevert. “Afgelopen jaar verkocht ik mijn graan drie keer zo goedkoop.” Opslag is geen optie. Afgelopen zomer brandde zijn schuur uit na een mortieraanval, waardoor de inhoud – graan en hooi – verloren ging. Verkopen moet wel.
Voor aardappelen en uien had de boer dit jaar dan ook geen budget. Het verkregen zaaigoed en de pootaardappelen zijn derhalve een “geweldige steun in deze situatie”, aldus Ivan Ivanovitsj. In plaats van dat zijn land braak ligt, produceert hij nu voor zijn omgeving en voor de verkoop. “De aardappelopbrengst zal uitstekend zijn. Het pootgoed is in orde, en de regen kwam op het juiste moment.” Volgens de boer is de aardappel uitstekend voor in de soep en als puree.
“Alle wegen leiden naar Rome. En mijn boerderij is Rome”
Dat de boer voluit kan zaaien en poten, is van levensbelang voor de omgeving. “Alle wegen leiden naar Rome. En mijn boerderij is Rome”, zegt hij. De boerderij van Ivan Ivanovitsj is de enige serieuze bron van werkgelegenheid voor de achtergebleven dorpelingen — en dat zijn er veel, want de bewoners van de provincie Zaporizja zijn gebonden aan hun grond. Ook al raakten afgelopen jaar vier medewerkers van zijn boerderij gewond, aan vertrekken denken de meesten niet: ze hebben de middelen niet om het oorlogsgebied te ontvluchten. Ze krijgen niet alleen salaris, maar delen ook in de opbrengst: van de komkommers en aardbeien die de vijf werknemers in de kas plukken krijgen ze een flinke lading mee naar huis. “We hebben geen keus. Het werk moet doorgaan. Ook dit jaar zullen we weer oogsten.”